Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Haar hoofden rechten om [34]geschenken, en haar priesters leren om [35]loon, en haar [36]profeten waarzeggen om geld; nog [37]steunen zij op den HEERE, zeggende: [38]Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen [39]kwaad overkomen. 33. Zions en Jeruzalems regenten en rechters. God wil zeggen dat alles in burgerlijke en kerkelijke stand bedorven en om geld te koop was. Verg. Jes.1:23. 34. Hebr. geschenk. 35. Laten zich omkopen, om te leren naar der lieden lust, daat zij van God hun toegelegd onderhoud hadden, en zonder aanzien van mensen Gods woord behoorden voor te dragen. Zie Mal.2:6,7. 36. De valse, waarvan boven. 37. Niet met een heilig vertrouwen, [dat met godzaligheid vergezelschapt is], maar met huichelarij, uit onbeschaamde hoogmoed en ijdele, stoute, vleselijke vermeteldheid. Zie Jes.48:2; Jer.7:4,8,9,10. Hoe ondragelijk zulks bij God was, blijkt in vs.12. 38. Dat is toch buiten alle twijfel, willen zij zeggen; niet anders dan of hun God verplicht was, al evenveel hoe zij het maakten. 39. Dat is, ongeluk, elllende, waarvan de andere profeten zoveel hebben te zeggen. Verg. Amos 9:10.